Over de opstand in Tunesië en Egypte

Shaykh Aḥmad Muʿāz al-Khaṭīb over de opstand in Tunesië en Egypte
Wat in Tunesië en vervolgens in Egypte gebeurd is, heeft de westerse mogendheden nog
dieper doen huiveren dan de Arabische. De Franse revolutie had wellicht een echo in
Europa, maar de opstand van het Tunesische en Egyptische volk kent haar gelijke niet, en is
de geschiedenis reeds in gegaan, of men wil of niet.
Het meest indrukwekkende standpunt is die van onze imam, de geleerde al-Qaraḍāwī. Hij
heeft een standpunt ingenomen zonder precedent van een islamitische geleerde, toen hij
van het Tunesische en Egyptische volk vroeg om door te gaan met het breken van de resten
van de corrupte regimes, en om het gekronkel rond de eisen van het onderdrukte volk niet
te accepteren, het onderdrukte volk dat ontploft is door de kleineringen, de diefstal, het
krenken van hun waardigheid en de honger.
De hedendaagse farao’s hebben de gehele Arabische natie gekleineerd, en haar in de blik
van de andere volkeren van de wereld tot de laagste natie gemaakt.1 Zij hebben haar
waardigheid gekrenkt omwille van de belangen van de wereldmachten, naast de roof en
diefstal die zijn gelijke niet kent.
Enkele (regeringsgezinde) fatwaraden hebben fatwa’s uitgegeven die zelfmoord en
zelfverbranding verbieden. Alsof er ook maar een mens in de wereld is die niet weet dat
zelfmoord ḥarām (verboden volgens de islamitische wet) is!2
Het geloof heeft altijd diepere bedoelingen en betekenissen. Wanneer zwakte overheerst,
worden mensen in beslag genomen door literalisme en oppervlakkigheid, en vergeten ze de
diepere bedoelingen, en de menselijke dimensie, die alleen voort kan komen uit een diepe
geestelijke vroomheid.
1 Noot van vertaler: De koran gaat diep in op de vrijheidsstrijd van het volk van Mozes die onder de tirannie van
de farao zuchtte, die van zichzelf een godheid gemaakt had en zichzelf hoger achtte dan de wetten van
rechtvaardigheid die God gesteld heeft. De hedendaagse leiders van de islamitische landen worden vaak met
deze farao vergeleken. Ook zij laten zich haast aanbidden als een godheid en deinzen er niet voor terug hun volk
te onderdrukken en hun rechten te ontnemen, zichzelf boven iedere ethische wet plaatsend.
2 Noot van vertaler: De opstand in Tunesië is begonnen door een jongeman die zichzelf doodde door zich in
brand te steken. In plaats van zich uit te spreken tegen het onrecht dat deze jongeman in Tunesië tot deze
wanhoopsdaad gedreven heeft, voeren de regeringsgezinde geleerden technische discussies over de ongeldigheid
van deze daad, en haasten zij zich om het af te keuren, en zo de regimes te steunen.
2
al-Qaraḍāwī bereikte ongekende hoogten met zijn menselijke fiqh (islamitische
jurisprudentie) toen hij sprak over degenen wiens bloed vergoten is omwille van de
vrijheid: “Ze zijn allemaal martelaren in shāʾ Allāh (als God het wil), omdat zij de waarheid
verdedigden en in verzet kwamen tegen onrecht en tirannie. Er zijn meer dan honderd
martelaren”.
Onze imam ging niet in op de juridisch-technische details van het martelaarschap, maar
sprak hier in algemene termen over, omdat de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) in
betrouwbare overleveringen bevestigt dat God een man vergeven heeft die een doornstruik
van de weg haalde, terwijl hij verder nooit iets goeds gedaan had! En God heeft ook een
vrouw van lichte zeden vergeven die een hond water te drinken gaf.
al-Qaraḍāwī verduidelijkte dat de demonstranten niet één agent leed berokkend hebben (en
dat zijn de activisten voor vrijheid en waardigheid die op niemand het vuur geopend
hebben). De vreedzame weg in de beweging voor het wegnemen van onrecht is de juiste
weg.
al-Qaraḍāwī verklaarde dat het afvuren van kogels op de demonstranten ḥarām is, en zei:
‘Iedere politieagent die het vuur opent op een demonstrant zonder geldige reden om
gedood te worden, die is een misdadiger en zondaar’, en hij vroeg hun niet de orders van
hun leiders op te volgen: ‘En wie zegt dat hij een dienaar van de commissaris is, tegen hem
zeg ik dat je een dienaar van God bent en dat moord ḥarām is.’ Vervolgens verklaarde al-
Qaraḍāwī het ook in absolute zin verboden voor de demonstranten om zich vijandig op te
stellen tegenover de politieagenten. Hij zei: ‘Zij zijn van ons en wij zijn van hun, en hun
bloed is onschendbaar. Misschien klagen zij over hetzelfde als wij, en zullen zij zich bij de
menigte aansluiten als zij de kans krijgen.’ Hij benadrukte daarbij ook de onschendbaarheid
van zowel publieke als private bezittingen.
al-Qaraḍāwī vroeg God om genade voor de martelaren van “de Dag van de Woede”, die als
slachtoffer gevallen zijn, bevestigend ‘dat hun bloed niet vergeefs gevloeid heeft. Het is
mogelijk dat dit bloed de vonk zal zijn die het vuur zal ontsteken’. En hij zei: ‘Laat degenen
die in paleizen leven, ver weg van de aspiraties van het volk, oppassen voor deze vonk.’
3
al-Qaraḍāwī keurde de verdeeldheid af die de machthebbers gecreëerd hebben, en riep op
tot de cohesie van de hele umma: ‘Al die islamitische landen zijn mijn land, en al die volken
zijn mijn volk.’
Hier zijn de volken die hun waardigheid met kracht terugeisen, zonder welke internationale
politieke hulp dan ook te vragen, op een volledig vreedzame manier, die de volken een
enorme kracht en menselijkheid geven, met een niet eerder vertoond bewustzijn. Zoals het
geweldige volk van Tunesië het faraoschap heeft weggevaagd uit haar land, en zoals het
geweldige volk van Egypte snakt naar vrijheid, zo heeft al-Qaraḍāwī met zijn
vooruitstrevende fiqh honderden gewone mensen weggehaald van de fiqh van de knechten
van de machthebbers, die de grootste steun waren voor de onrechtplegers. Een van de
grootste problemen van de umma is werkelijk haar verdoving in naam van de religie, en het
ontnemen van haar vrijheid in de naam van God, en haar slavernij aan de tirannen in naam
van een sharīʿa die zelf lijdt onder de misstanden die zij op haar schouders draagt en waar ze
zelf ver boven verheven is. Zoals het fabeltje van wilāya al-mutaghallib (de heerschappij van
de overwinnaar) en ṭāʿa walī al-amr (gehoorzaamheid aan de leider), voor wie op geen enkele
wijze tot deze umma behoort, en de dwang om smeekbeden te maken voor de
onrechtvaardige heersers op speciale momenten (zoals het vrijdaggebed), terwijl de hele
umma hen in het diepste van hun harten vervloekt!3
Onze grote imams hebben allen de vrijheid verdedigd voor de umma. Abū Ḥanīfa is in de
gevangenis gestorven, en Mālik is geslagen omdat hij een wet van onderdrukking weigerde
te erkennen, en Aḥmad was gevangen gezet en gefolterd, en ook al-Shāfiʿī is aan kettingen
van Jemen naar Bagdad gesleept.
Zoals ook de kerk in Latijns Amerika en Zuid-Afrika een bewonderenswaardige menselijke
lijn getrokken hebben, toen het brak met de kerkelijke lijn die in verbinding stond met de
internationale machten, en zo de strijd tegen het onrecht een religieuze basis gaf. En zoals
de Boeddhistische monniken rebelleerden tegen het onrecht in Myanmar.
3 Noot van vertaler: Dit zijn twee concepten uit de islamitische jurisprudentie die door regeringsgezinde
geleerden benadrukt worden om de islamitische bevolking de indruk te geven dat het gehoorzamen aan de leider,
hoe onrechtvaardig ook, een islamitische verplichting is, en dat een opstand daartegen verboden is. Deze
geleerden misbruiken volgens de auteur dus de sharīʿa, God’s heilige wet, om het onverdedigbare te verdedigen.
4
In Tunesië kwamen het roepen van Allāhu Akbar (God is de Grootste) en afbeeldingen van
Che Guevara samen, en de jongeren met baarden en hoofddoeken met de linkse jongeren en
de activisten van de burgerbeweging. Zij waren allemaal samen in een bijzondere optocht
van eenheid, om terug te nemen voor de umma wat haar ontnomen is.
En in Egypte kwamen de onderdrukte menigten van alle gezindten samen, om te
verkondigen dat hun liefde voor hun vaderland groter is dan de listen van de farao’s. En
terwijl zij militairen op hun schouders namen en er mee rondliepen, en riepen om het
vertrek van de onrechtplegers, stuurde de regeringspartij huurlingen om te plunderen en te
stelen, om zo het beeld van de geweldige nationale beweging negatief te kleuren. Daarmee
heeft de regeringspartij bevestigd dat zij een groep dieven zijn en niets anders, die niet om
hun land geven.
De umma heeft haar geluid laten horen, die de arme machthebbers ontgaat, dronken als ze
zijn van de macht, en arrogant als ze zijn door de buitenlandse steun, en die ook de
arrogante buitenlandse mogendheden ontgaat.
Jaren zijn voorbij gegaan terwijl het volk om de meest eenvoudige rechten smeekte, en
terwijl de harten en het zicht van de machthebbers verblind was door de arrogantie van de
macht, en de beschadiging, plundering en diefstal van hun volk steeds verergerden, en de
cultuur en identiteit van de umma probeerden te veranderen en verwestersen.
De beweging van Tunesië en Egypte, en wat nog gaat volgen, is een boodschap die bij deze
dommeriken nooit zal aankomen.
De westerse studiecentra zijn nu verbaasd, evenals de idiote Amerikaanse diplomatie, de
listige Engelse, en de smerige Franse, die in onze landen huisgehouden hebben.
De westerse machten geven nu hun standpunten en opmerkingen, alsof wij wezen zijn die
hun politieke, economische of culturele aanbevelingen nodig hebben. En de misdadiger van
het westen, Tony Blair, verkondigde uit Jeruzalem dat hij bang was voor de invloed van de
Egyptische beweging op Israël, zoals ook de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken
met aarzelende verklaringen kwam. De Europese media is heel duidelijk partijdig. Het is
genoeg om de verslaggeving over Georgië, Oekraïne en Iran te vergelijken met de huidige
5
verslaggeving over de gebeurtenissen in Tunesië en Egypte, om te weten te komen hoe
oprecht de vrijheid, rechtvaardigheid en democratie is waarin het Westen handelt. En
misschien zijn de woorden van Obama toereikend, waarvan de mensen het volgende
begrepen hebben: ‘Welkom aan de democratie, zolang het in overeenstemming is met onze
belangen’.
Het islamitisch bewustzijn is erg vooruit gegaan, en de islamisten hebben absoluut geen
speciale eisen. We hebben liever dat het geloof (al-īmān) de mensen van de macht bereikt,
dan dat de mensen van het geloof de macht overnemen. Ieder land dat vrijheid en
rechtvaardigheid voor haar burgers voorstaat, is in essentie een moslimland, en holle
leuzen doen ons niets.
Wij delen met alle mensen in welk land dan ook in de basale menselijke behoeftes, van
welke de belangrijkste zijn: het afschaffen van de noodtoestand, eerbied voor de wet, een
verbod op de overheersing van één partij, eerbied voor de waardigheid van de mensen en
gelijke kansen, en een verbod op het plunderen van de bezittingen door de machthebbers.
En, iets dat heel belangrijk geworden is, een verbod op het erven van de macht, en het niet
toestaan dat een machthebber zijn machtsperiode meer dan één keer verlengt.

Aḥmad Muʿādh al-Khaṭīb al-Ḥasanī
Voormalig prediker van de Umayyaden-moskee

This entry was posted in Thoughts. Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This blog is kept spam free by WP-SpamFree.